
Stel je voor: een land, ver weg in de schappen van Albert Heijn, geregeerd door de tirannieke maar oh-zo-schattige heersers: de Mini’s.
Ze komen niet zomaar in je huis terecht — nee, ze eisen hun entree. Je moet er minstens twintig euro voor offeren, alsof je de tol betaalt aan een inhalige tovenaar. Daar staan ze dan, in hun piepkleine plastic grandeur, klaar om je keukenla permanent te koloniseren.
Kinderen raken in tranen als ze er één missen (“Papa, ik heb nog steeds geen mini-wc-papierrolletje!!”), ouders gaan onderhandelen met vreemden op Marktplaats (“Ruilen? Ik heb drie mini-pakjes hagelslag over, zoek nog mini-champignons”). Ondertussen lacht Albert Heijn in z’n vuistje: heel Nederland in de ban van speelgoed dat je zelfs niet kunt gebruiken als nood-voorraad bij een apocalyps.
Maar wees gerust, deze miniatuur dictatuur kent een einde. Zodra de actie voorbij is, verdwijnen de Mini’s massaal naar de bak met vergeten rommel: tussen de kapotte pennen, sleutelhangers van vakanties die niemand zich meer herinnert, en dat ene losgeraakte legoblokje.
En daar liggen ze dan. Als stille herinnering dat jij ooit vijftig euro extra uitgaf aan boodschappen, enkel om een mini-flesje mayonaise te kunnen bemachtigen.